De reis

Het begon op zondagmorgen. Ik lag nog in zalige onwetendheid in mijn bedje te slapen, toen papa en mama al met een lichte kriebel in de buik wakker werden (een beetje zoals ze vroeger als kind ook wakker werden als ze wisten dat ze die dag op vakantie zouden gaan; het vooruitzicht van zon, zee en elke dag croissantjes eten, maar ook een lange en potentieel bijzonder oncomfortabele reis voorafgaand daaraan).

Die kriebel gaat al snel over in optimale staat van paraatheid vanaf het moment dat ik mijn ontwaken aankondig: de klok loopt! Mama stort zich op mij (voeden, boertje, op mijn buik, nog een beetje aftoppen, tweede boertje, verschonen, reispakje aan, voor de zekerheid nog een keer boeren, nog even spelen en dan in de maxicosy) terwijl papa de logistiek verder organiseert (auto inladen, kat knuffelen, koffie zetten, nog een keer de kat knuffelen, ramen en deuren controleren, wil nog een laatste keer de kat knuffelen, maar die is inmiddels naar buiten). Aangezien dit hele scenario de avond ervoor minutieus door mama met papa is doorgesproken, verloopt het geheel als een geoliede machine.

Met 1 uur en 15 minuten op de klok staan we bijna klaar voor vertrek. De vreugde is groot wanneer ik precies op dat moment mijn tweede ochtendpoepluier produceer. Hoewel dit 5 minuten vertraging oplevert, geeft het ook de beste kans voor een schadevrije rit tot aan de lunch. Al met al zitten we nog voor 9 uur in de ochtend gedrieën in de auto, klaar voor de eerste twee uur van het totaal van 13 reisuren.

Met een zucht van verlichting constateren papa en mama dat ik in slaap val aan het einde van de straat. Zo kunnen ze de 18 coupletten van Olifantje in het bos nog even bewaren voor minder fortuinlijke onderdelen van de rit. Tot aan de eerste stop nemen ze nogmaals het plan door voor als ik onderweg het niet meer naar mijn zin heb (‘Nee, het is: anders raak je de weg nog kwijt, je moet wel de klemtoon goed leggen’, ‘Mijn benen passen niet achterin, jij moet ernaast gaan zitten als het nodig is’  en: ‘Als het echt niet gaat keren we gewoon om’).

De reis verliep vervolgens als volgt:

Eerste stop: fles, luier, spelen op het matje 

(Baby slaapt)

Tweede stop: fles, luier, spelen op het matje 

(Baby slaapt)

Derde stop: fles, luier, spelen op het matje 

(Baby slaapt)

Vierde stop: fles, luier, spelen op het matje 

(Baby slaapt)

Vijfde stop:

Bij aankomst eten papa en mama voor het eerst samen in het restaurant van het hotel terwijl ik op de hotelkamer blijf.

Papa (zoekt naarstig oogcontact met de ober om te bestellen):

‘Ik vind het maar niks dat hij daar ligt’ 

(Baby slaapt)

Mama (schuifelt wat onrustig op haar stoel heen en weer, vraagt om de telefoon die dienst doet als babyfoon)

‘Mag ik even naar hem kijken?’ 

(Baby slaapt)

Papa (kijkt vertwijfeld naar de kaart)

‘Zullen we naar boven gaan of kan ik nog snel een toetje eten?’ 

(Baby slaapt)

Papa en mama komen aan op de hotelkamer en ik lig daar nog altijd te slapen.

Helaas voor papa en mama bleek na zo’n dag vol dutjes mijn start-tijd van de volgende dag vervroegd van 7 uur naar kwart over 5. De tweede reisdag kon daardoor wel wat eerder beginnen dan gepland, en ondanks wat file (en daarmee gepaard meerdere coupletten van Olifantje in het bos) kwamen we vroeg in de middag aan op bestemming. Niet eerder werden papa en mama zo enthousiast onthaald door de rest van de familie.

Zou dat iets met mijn aanwezigheid te maken kunnen hebben?

Tot volgende week!

Liefs,